
Inhoud
1e Akte
Het is hoogseizoen in Hotel Zum Weißen Rößl. Het personeel is oververmoeid, de oberkelner Leopold kalmeert de ontevreden gasten (“Aber meine Herrschaften, nur hübsch gemütlich”) . Hij heeft minder succes met zijn charmes bij zijn baas Josepha Vogelhuber, waartoe hij vooraf al diverse pogingen onderneemt (“Es muß was Wunderbares sein, von dir geliebt zu werden”) Ze wijst hem echter af: ze is verliefd op de Berlijnse advocaat Dr. Otto Siedler, een oude vaste gast, die 's middags wordt verwacht en dan hartelijk door haar wordt verwelkomd (Duett und Chor:” Im weißen Rößl am Wolfgangsee, da steht das Glück vor der Tür”). Een andere gast hield ook niet van zijn uiterlijk: de fabrikant Wilhelma Giesecke, alleen hier op vakantie op aandringen van haar dochter Ottilie ("Ahlbeck ist mir lieber!") en niet voldoende enthousiast over de omgeving van het hotel door Josepha (“Im Salzkammergut, da kann man gut lustig sein”), verloor een rechtszaak tegen haar en zijn cliënt, zijn aartsconcurrent Sülzheimer. Dit weerhoudt dochter Ottilie er echter niet van om toe te geven aan de avances van Siedler (Die ganze Welt ist himmelblau, wenn ich in deine Augen schau). Het eerste bedrijf eindigt in de stromende regen (refrein: Wenn es hier mal richtig regnet).
2e Akte
Leopold weigert een bos bloemen van Josepha naar Dr. Siedler te brengen en bekent zijn liefde aan haar. Ze maken ruzie en Leopold wordt ontslagen (“Zuschauen kann ich nett”). Ondertussen is ook de zoon van de fabrikant Sülzheimer gearriveerd, die in de trein op weg naar het hotel smoorverliefd werd op de lispelende Klärchenr (“Was kann der Sigismund dafür, daß er so schön ist”).
Aangezien keizer Franz Joseph I ook als gast is aangekondigd, moet Josepha Leopold opnieuw in dienst nemen om over voldoende personeel te kunnen beschikken. Wanneer hij echter de keizer moet begroeten, komt het bijna tot een hoogtepunt: Josepha verschijnt aan de arm van Dr. Siedler, en de jaloerse Leopold wordt boos. Zodra de Kaiser in het hotel is, barst Leopold in tranen uit.
3e Akte
De keizer spreekt met Josepha. Hij heeft de verwarring doorzien en raadt haar aan om tevreden te zijn met wat mogelijk is in plaats van dromen na te jagen (“Es ist einmal im Leben so / allen geht es ebenso / was man möcht’ so gern / ist so fern”) Josepha erkent dat Leopold oprecht van haar houdt en, onder het voorwendsel hem opnieuw te willen ontslaan vanwege het schandaal van gisteren, overhandigt ze hem een verrassend certificaat: "Entlassen als Zahlkellner, aber engagiert auf Lebensdauer als Ehemann".
Ondertussen heeft Giesecke geprobeerd haar dochter aan de zoon van haar concurrent te koppelen, maar ze heeft allang het voorstel van dokter Siedler aanvaard (Mein Liebeslied muß ein Walzer sein). Daarnaast vroeg Sigismund Sülzheimer ook om de hand van Klärchen. De knorrige fabrikante moet dit nu accepteren, wat wordt verzacht door een aanbod van Sülzheimer om het geschil te beslechten. De operette eindigt met het vrolijke gezang van de drie gelukkige koppels (“Laßt uns Champus trinken mit lächelndem Gesicht”).